Vredesles 6
Toen ik tijdens mijn eerste retraite in Auschwitz bij de ruïnes van de gaskamers en crematoria stond werd het mij op slag duidelijk wat de kiem is die gaskamers mogelijk heeft gemaakt: het verbreken van de relatie met de ander. Het ontkennen dat de ander een menselijk wezen is net als ik. Dat is heftig. En toch niet uitzonderlijk.
Het begint heel klein. Wij delen de wereld in naar vrienden en vreemden. Er zijn goede en er zijn slechte mensen. We begrijpen elkaar en zijn verbijsterd over het wereldbeeld van ‘de anderen’. We zijn gevoelig en de anderen grof. Of we zijn volwassen en de anderen kinderachtig. We weten wat waar is en de anderen zijn gehersenspoeld of dom.
Als we eerlijk zijn, komt dit soort indelingen meerdere keren langs per dag. Het is niet makkelijk om hier objectief over te zijn. Er is veel rijpheid, liefde en compassie nodig – met name voor onszelf – om dit in alle eerlijkheid waar te nemen.
Ons sociale instinct erkennen
Leren over vrede wil zeggen de moed hebben om het volgende onder ogen te zien:
Ons instinctieve brein heeft het wonderlijke vermogen zich te splitsen. Een deel is empathisch, gevoelig en contactvol voor onze naasten. Een tweede deel is onverschillig, oordelend en afwijzend naar ‘de anderen’. Ons brein heeft het vermogen om onderscheid te maken tussen ‘wij’ en ‘zij’. Empathie is natuurlijk en vanzelfsprekend voor het ‘wij’ maar niet vanzelfsprekend voor ‘de anderen’, de ‘vreemden’. In het extreme wordt de ander een ding, een obstakel, een object. Dat is wat er in oorlog gebeurt. Dat is wat er in concentratiekampen gebeurt.
En hier de kern van vredesles 6:
Wees je bewust van je neiging om de wereld in te delen in ‘wij’ en ‘de anderen’.
Bewustzijn over deze instinctieve neiging is het begin. Van hieruit kunnen we ons erin oefenen ons potentieel tot empathie en compassie naar ieder mens uit te laten gaan.
Dit is een leerproces dat in de boeddhistische psychologie al 2500 jaar lang wordt aangemoedigd. We kunnen namelijk onze instinctieve neigingen in contact brengen met de hogere functies in ons brein, waarbij we empathie kunnen leren ontwikkelen voor degene die we als vreemd, moeilijk of gevaarlijk beschouwen. Dat is de metta-meditatie. Een meditatie die meer dan ooit nodig is in onze tijd.
Je kunt dit in de volgende metta-meditatie onderzoeken:
Metta-meditatie
Richt je eerst op jezelf en zorg voor een veiligheidsanker. Word je bewust dat de aarde je draagt. Geef aandacht aan je adem, de energie brengende energie van de inademing en de rustgevende uitademing.
Denk nu aan een groep mensen waarbij je voelt dat die jou vertrouwd zijn. Misschien een groep vrienden, misschien een groep collega’s, misschien je familie. Een groep mensen door wie jij je gehoord en gezien voelt. Een groep mensen die jou respecteert en waardeert. Denk aan mensen die zich verheugen als jij er bent. Mensen, waarmee je vaak hetzelfde wereldbeeld deelt.
Wat voor een stemming ontstaat er dan? Heeft deze stemming een uitdrukking in je lichaam? Neem de tijd om dit waar te nemen.
Jij beleeft nu het ‘wij’.
Laat je nu meenemen naar een uitdaging. Weet dat je altijd naar een hulpbron kunt navigeren, mocht de uitdaging te veel worden.
Herinner je nu aan een mens die je als een vreemde beschouwd. Iemand die ver van je afstaat. Misschien iemand op straat, misschien iemand die in jouw ogen vreemd gedrag heeft of vreemde denkbeelden. Zijn er ook groepen mensen die jij als vreemd ervaart? Die je ongemak geven, die je niet begrijpt, die je misschien zelfs geneigd bent te veroordelen?
Jij beleeft nu het ‘zij’.
Hoe reageert je stemming nu? Je energie, je lichaam, je gevoel van ruimte? Misschien merk je de neiging op naar je denken te schieten. Misschien ervaar je een onplezierige stemming. Misschien ervaar je ergens een samentrekking in je lichaam. Misschien ervaar je minder ruimte.
Veroordeel jezelf niet om je reactie. Je reactie op ‘het andere’ of ‘de vreemde’ is instinctief. Erken je reactie. Kun je je reactie begrijpen? Er misschien zelfs compassie voor hebben?
Stel je nu voor dat ook ‘de vreemde’ ooit een baby is geweest, met behoefte aan veiligheid, warmte en aanraking. Ook ‘de vreemde’ heeft een moeder, die ooit onvermoeibaar en liefdevol voor haar kind zorgde. Ook ‘de vreemde’ kent de behoefte aan veiligheid, van vriendschap, van gezien en gehoord worden, net als jij. Ook ‘de vreemde’ heeft een eigen familie, groep of vriendenkring, die voor haar of hem het veilige ‘wij’ zijn.
Wat gebeurt er als je dit gewaar wordt?
Neem je voor gedurende de dag met openheid en nieuwsgierigheid te kijken naar jouw indelingen in ‘wij’ en ‘zij’. Wanneer is iemand jou vertrouwd? Wanneer noem je iemand ‘een vreemde’?
En wat gebeurt er als je je herinnert dat ‘de vreemde’ een mens is met dezelfde behoeften, kwetsbaarheden en verlangens als jijzelf?